De Grote of St. Laurentiuskerk De Grote of St. Laurentiuskerk
Bouwgeschiedenis van de Grote of St. Laurentiuskerk te Bergambacht
In het jaar 944 schonk keizer Otto I het gebied tussen “Lacke et Isla” (Lek en IJssel) aan de Utrechtse kerken. Zij mochten het moeras ontginnen, vruchtbaar en bewoonbaar maken.
Hier en daar kwamen er, na ontwatering, wat oude rivierduinen (donken) boven het maaiveld uit. Vanaf ongeveer 1125 vestigden zich op één van deze “bergen” wat pioniers. Het begin van “Berg”ambacht.

Hout en tufsteen
Zij bouwden daar ook hun eerste (waarschijnlijk houten) kapel.
Toen het gebied wat verder tot ontwikkeling kwam volgde er een natuurstenen exemplaar. Grijs tufsteen, ingevoerd vanuit Duitsland. Restmateriaal hiervan is gevonden bij rioleringswerkzaamheden. Bovendien werd er, tijdens de jongste kerkrestauratie (1972), onder de preekstoel een altaarfundering van deze tufsteen opgegraven. Tussen de stenen van dit altaar vond men een (offer?)muntje uit 1255.

Baksteen; Romaans
Het jaartal van dit muntje duidt erop dat omstreeks die tijd de eerste bakstenen (kloostermoppen) kerk is gebouwd. In Romaanse stijl. Kleine, halfronde lichtvensters in dikke, lage muren. Het zal binnen schemerig zijn geweest. In de onderste muurdelen van het huidige godshuis zijn de kloostermoppen van toen, nu nog te zien. Ook een oude deur- en raamopening zijn nog zichtbaar. De kerk was toen -en is nu nog steeds- twaalf meter breed. Het gebouw was tweeëntwintig meter lang en aan de oostzijde verlengd met een halfronde absis van acht meter. In de absis plaatste men het altaar, gefundeerd op tufsteen van het vorige gebouw. De nokhoogte was een kleine elf meter. De inrichting en de liturgie zullen nog sober zijn geweest.

Overgang naar Gotisch
De Renaissance dringt door tot de lage landen bij de zee. De kunsten (w.o. de bouwkunst) ontwikkelen zich. Bovendien breidt de liturgie zich uit. Omstreeks 1425 wil men in Bergambacht ook groter, hoger en meer licht. Men bouwt om en over de Romaanse absis een hoger (16,50 m.) Gotisch zeshoekig koor en verlengt het kerkschip. Aan de zuidzijde van het koor wordt een sacristie aangebouwd. Als de bouw klaar is wordt de absis gesloopt. Men kijkt voortaan, vanuit een laag schemerig Romaans kerkschip, door de triomfboog, in een hoog Gotisch koor. In dat Gotische koor is het ook veel lichter door de hoge spitsboogramen.
In het huidige straatwerk zijn de funderingen van dit koor en deze sacristie nog te zien.

Toren
In ongeveer 1475 wordt er tegen de westgevel van de kerk een robuuste toren gebouwd. In de stijl van de Kempense Gothiek. Kenmerkend hiervoor zijn de sierlagen van witte natuursteen tussen de oranjerode baksteen. Een toren van zo’n vijfendertig meter hoog. Met zware steunberen en een piramidevormig dak. De toren diende als uitkijkpost voor naderend oorlogsgevaar. De zolders in de toren konden fungeren als vluchtplaats bij oorlogsgeweld of watersnood. Ook kon men vanuit de toren de bevolking, middels klokgelui, waarschuwen voor brand of overstroming. In het dagelijks leven luidde de klok op vaste (etens)tijden.

(1e) Brand
Tijdens de “Gelderse oorlogen” wordt in 1512 de kerk door rondtrekkende troepen in brand gestoken. Het herstel wordt snel ter hand genomen. De muren en het dak van het kerkschip worden verhoogd. De nok komt op 13 meter hoogte. Nog steeds lager dan het koor.

Reformatie
In 1578 komt de kleinste bouwkundige, maar misschien wel de grootste religieuze verandering: de Reformatie. In Duitsland had Luther (in 1517) geprotesteerd tegen de dwalingen in de Rooms-Katholieke kerk. Luther wordt uit die kerk gezet en een nieuwe christelijke stroming ontstaat in West-Europa: het Protestantisme.
De zichtbare eucharistie maakt plaats voor het hoorbare Woord (de Bijbel). Er wordt gepreekt in de volkstaal. Heiligenbeelden worden uit de kerk verwijderd. Muurschilderingen overgesausd. Het altaar wordt verwijderd en maakt plaats voor een preekstoel.
De laatste pastoor, Willem Fransz van der Goude, was in 1572 gevlucht naar Utrecht. De eerste predikant werd, de in 1578 van Klaaswaal gekomen, Clemens Roseus,.

Groei
Vanouds was het de gewoonte dat men zich in of om de kerk liet begraven. Door bevolkingsgroei en toenemende welvaart ontstond er behoefte aan meer begraafruimte in de kerk. Een oplossing werd gevonden door in 1616 aan de noordzijde van de kerk een kapel te bouwen. In 1629 bouwt men een iets langere en bredere kapel aan de zuidzijde.
Zo is er een (weliswaar niet-symmetrische) kruisvorm ontstaan.

Storm
Op 1 augustus 1674 raast een geweldige storm over Nederland en richt veel schade aan. In Utrecht stort door de storm een stuk van de Domkerk in. Daar staat de toren nu nog steeds los van de kerk. Ook in Bergambacht houdt deze storm huis. De daken van het kerkschip en de toren worden zwaar beschadigd. Het dak van het koor stort zelfs geheel in. Omdat het koor, dankzij de Reformatie, toch overbodig geworden is, wordt het niet gerepareerd. De doorgang (triomfboog) tussen koor en kerkschip wordt dichtgemetseld. De sacristie, die behouden is gebleven, wordt nu met de zuiderkapel verbonden door een boogvormige opening. Binnen en buiten is deze boog nog te zien. Overige beschadigingen worden provisorisch gerepareerd.

Gotisch kerkschip
Van 1681 tot 1683 gaat men de kerk grondig repareren. Men besluit om het kerkschip nu toch (ook) Gotisch te maken. D.w.z.: de hoogte in en meer licht. De muren worden verhoogd en krijgen hogere ramen. Daarvoor is het wel nodig dat er aan de buitenzijde steunberen tegen de muren komen. De nok wordt tot op de hoogte van de oostelijke (voormalige koor-) gevel gebracht. Ook de noorderkapel wordt verhoogd. Als herinnering aan deze reparatie/verfraaiing legde men een gedenksteen in de vloer, voor de “ambachts-heerenbank”. Op de plaats waar nu (2018) het doopvont staat.

Grafkelder
In 1724 laat de “Hoog Edel Geboren Heere Johan Adolph Baron van Renesse, Heere van Lokhorst, ’s Heeraartsberg, Bergambacht ende Ammerstol” in de noorderkapel een grafkelder bouwen. Het dak van deze grafkelder kwam 70 cm. hoger te liggen dan de kerkvloer.
Tot 1972 moest men met een trapje naar de banken “op de kelder”.

Overstroming
In de winter van 1726 doet de kerk even dienst als koeienstal. In een brief aan de ambachtsheer wordt geschreven: ‘De kerk staet vol koeye. Hocke om beesten te setten zijn opgeslagen op 't kerkhoff om de kerk.’ Het dorp van de pomp off tot de kerk en rontom de selve staen alle goeder hutte opgeslagen voor de koeye. Alsmede de kerk staet vol zoo dat ruijm 500 beesten daer staen. De elende en gekerm van menschen en beesten die daer gevlugt zijn is onuytsprekelijck’

Uitbreiding
Men krijgt weer gebrek aan begraafruimte. Naast de zuiderkapel bouwt men ± 1727 een tweede “cleyne” kapel. Vanuit deze kapel worden doorgangen naar het kerkschip en de zuiderkapel gemaakt.

Franse tijd
Tijdens de Franse bezetting vindt de scheiding-van-kerk-en-staat plaats. Tot dan toe vielen kerkgebouwbeheer en gemeentebestuur samen. In een plechtige vergadering op 2 juli 1810 worden het kerkschip en de pastorie overgedragen aan een kerkelijke beheers-commissie. De toren wordt/blijft eigendom van de burgerlijke gemeente. Nog lange tijd vergadert het kerkbestuur in het raadhuis, of bij de burgemeester aan huis. De laatste is namelijk toevallig nog wel tegelijk burgemeester én president-kerkvoogd.

Consistorie
Om verdere belangenverstrengeling te vermijden bouwt men in 1860 een consistorie op de plaats van het voormalige koor. Het puin van het koor is in de voorbije anderhalve eeuw inmiddels gebruikt om gaten in omliggende wegen te repareren.

(2e) Brand
In 1891 breekt brand uit in een nabijgelegen boerderij. De brand slaat over op de kerk. Toren, schip en consistorie branden volledig uit. Alleen het steenwerk staat nog overeind. Als eerste wordt de consistorie herbouwd. De toren krijgt een sierlijke spits i.p.v. een tentdak. De zuiderkapel wordt in evenwicht gebracht met de noorderkapel. De “cleyne” kapel wordt afgesloten van de kerkruimte en krijgt grote openslaande deuren naar buiten. Deze ruimte wordt nu “brandspuithuis”. De eerste brandweerkazerne.

Orgel
In 1903 wordt er achterin de kerk een galerij gebouwd. Met daarop een orgel van Gabry en Zonen uit Gouda. In ditzelfde jaar wordt de voormalige sacristie, die inmiddels “grafkapel” is gaan heten, gesloopt. Op deze plek wordt een laag muurtje gemetseld, met daarop een ijzeren hek, om het graf van Gijsbert Jan Baron van Hardenbroek heen.

Torenrestauratie
Van 1960 tot 1963 vindt een grote torenrestauratie plaats. De toren krijgt weer een pyramidevormig tentdak. Aan de zuidzijde wordt de oorspronkelijke, hooggelegen, ingang tot de 1e torenzolder ontdekt. In de westgevel van het kerkschip vindt men een soortgelijke doorgang. Hier wordt nu een houten aanbouw gemaakt, het zgn. “zwaluwnest”. Hiermee kan men in het vervolg, via de kerk, in de toren komen. De “cleyne kapel”, annex “brandspuithuis” wordt gesloopt. Tot 2017 waren de funderingen van deze ruimte nog in het “kerkhoff” zichtbaar.

Kerkrestauratie
Van 1972 tot 1974 wordt het kerkschip grondig gerestaureerd. Een afscheidingsschot op en onder de galerij wordt verwijderd. De verhoogde grafkelder in de noorderkapel wordt gelijkvloers gemaakt. Een gevonden mooie grafsteen wordt verticaal geplaatst. Het pleisterwerk wordt binnen vernieuwd en buiten verwijderd. Historische bouwsporen worden hierbij zichtbaar gemaakt. De houten raamkozijnen worden verwijderd en vervangen door sierlijke stenen kozijnen met glas in lood. Het ietwat rommelige meubilair, inclusief preekstoel en herenbanken, gaat er helemaal uit. De kerk wordt voorzien van vloerverwarming. Het orgel wordt gerestaureerd en wat uitgebreid. Er worden éénduidige kerkbanken geplaatst. Evenals een andere preekstoel. Een nieuw stenen doopvont wordt geschonken. In de kerk komen geelkoperen kroonluchters te hangen. Buiten worden het grafmuurtje-met-hek en de consistorie afgebroken. Een nieuwe, grotere, consistorie wordt op de plaats van de oude gebouwd. In het straatwerk worden historische bouwsporen zichtbaar gemaakt.
Zo vormt dit kerkschip weer een harmonieus geheel met de robuuste kerktoren.

Vernieuwingen
Omstreeks 2000 worden de glas-in-lood ramen geïsoleerd. Daartoe worden de raampanelen uitgenomen en aan de binnen- en buitenzijde voorzien van vlak glas. Vervolgens teruggeplaatst. Koudeval en energierekening gaan zo omlaag. In 2010 worden er twee camera’s geplaats en een verbinding met het internet tot stand gebracht. Zo kan men thuis ook op andere plaatsen en momenten meekijken en -luisteren. In 2017 wordt de zuidzijde van het voormalige kerkhof bestraat om fietsen te kunnen plaatsen. De fundering van de kleine kapel/brandspuithuis worden hierbij helaas verwijderd. In 2018 worden de camera’s verplaatst en komen er twee beamers en twee beeldschermen in de kerk. Dit laatste om tijdens bijzondere diensten ook van beeldtaal gebruik te kunnen maken.

Tenslotte
Op deze plaats wordt al bijna 900 jaar het evangelie verkondigd, beleden en geleefd.
Zoals een kerkgebouw is samengesteld uit verschillende bouwmaterialen,
zo is een kerkelijke gemeente samengesteld uit verschillende mensen.
Eenieder draagt zijn steentje bij.
Zoals een kerkgebouw een goed fundament nodig heeft,
zo willen wij ook bouwen op hét fundament, de Heere Jezus Christus.
Dit gebouw en deze gemeente komen pas echt tot leven als er geademd wordt.
Dat doen we iedere zondag. We ademen Gods Woord in en we zingen zijn Woord ook weer uit.

We nodigen u uit zondags hier “even op adem te komen”:  8:45 uur (voor de vroege vogels)
                                                                                              10:30 uur (voor de uitslapers)
                                                                                              18:30 uur (voor de diepgravers)
 
terug